Preek 3e zondag van Pasen 4 mei 2025 Dodenherdenking
(Hand 5,27b-32.40b-41; Apok 5,11-14; Joh 21,1-19)
Vandaag staat in het teken van Nationale Dodenherdenking. En dat geeft deze zondagse
víering een bijzondere betekenis en zwaarte. Want hoe kunnen we in een tijd vól van
conflicten nog met enig gezag spreken in naam van Jezus? Spreken vanuit de herinnering
aan ál die gestorvenen die hún leven gaven omwille van ónze vrede en vrijheid. Spreken zó
dat doorklinkt dat er lessen zijn geleerd uit het verleden.
Door wie wordt er nog onvervalst gesproken vanuit de Evangelische belofte van wérkelijke
vrede voor álle mensen? Een vraag die we ons met recht mogen stellen. Want deze manier
van spreken lijkt in onze tijd steeds meer onder druk te staan.
Machthebbers die aantoonbaar en herhaaldelijk misdaden begaan tegen uitgemergelde
bevolkingsgroepen, die worden níet krachtdadig tot de orde geroepen; zelfs niet na het
overschrijden van de zóveelste rode lijn. Bepaalde wereldleiders leggen steeds meer
mensen een spreekverbod op. Ze trekken subsidies in van instituten die journalistieke of
wetenschappelijk vrijheid niet wensen uit te leveren aan hun onderdrukkend gezag.
Autocraten die weerloze mensen laten doden; of in ieder geval mond-dood maken.
In de eerste lezing vandaag – uit de Handelingen der Apostelen – horen we dat ook de
leerlingen van Jezus daar mee te maken hebben. De hogepriester wil hen mond-dood
maken. Hij onderwerpt ze aan een streng verhoor: ‘Hebben wij u niet uitdrukkelijk
verboden in de naam van Jezus onderricht te geven!?’ De leerlingen antwoorden: ‘Men
moet God – de God van onze vaderen – meer gehoorzamen dan de mensen.’ ‘Van dit alles
zijn wij getuigen.’
De leerlingen willen de God van hun vaderen gehoorzamen. Andere woorden voor: de God
van Abraham, Isaak en Jacob: de God uit de Joodse Torah, het Oude Testament. Daar kan
de hogepriester natuurlijk geen bezwaar tegen maken. Hij laat de Apostelen weer gaan. Het
spreekverbod blijft bestaan, maar de hogepriester geeft geen opdracht tot handhaving.
De tweede lezing van vandaag is uit de visioenen van de apostel Johannes. In een grot op
het eiland Patmos krijgt hij beelden door van onze wereld ná het einde der tijden. Johannes
ziet een soort van hemelse hofhouding. Iemand met Goddelijke majesteit op een troon.
Daarom heen zijn tienduizenden engelen, levende wezens, en oudsten. En in hun midden:
het Lam dat geslacht werd; een ander woord voor Jezus. Heel die hofhouding brengt eer
aan Hem die op de troon zit, én aan het Lam. Net zoals wíj in onze Eucharistie viering hier
en nu! Eucharistie betekent: de grote dankzegging; voor de gave van het Lichaam van
Christus.
Jezus at regelmatig samen met kleine en grote groepen mensen. Met tollenaars en
zondaars. Met duizenden tijdens de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. Met de twaalf
tijdens het Laatste Avondmaal. In het Evangelie vandaag houdt Jezus wéér een maaltijd.
Hij verschijnt voor de ogen van wat vissers aan het meer van Tiberias. Het lukt de mannen
niet om vis te vangen. Maar op bevel van Jezus gooien ze het over een andere boeg, en
vullen hun netten zich berstens vol!
Als de mannen weer aan wal komen, nodigt Jezus ze uit om te komen ontbijten. Op de een
of andere manier zien de vissers wel iets bekends, maar ze durven niet te vragen: ‘Wie zijt
Gij?’
Jezus komt dichterbij en deelt brood uit aan de mannen. Juist in het breken en delen van
het brood herkennen ze de opgestane Jezus. Net zoals de Emmausgangers als Jezus aan
hún tafel het brood breekt.
Elke maaltijd die Jezus houdt die krijgt de betekenis van liturgie. Die krijgt de zwaarte van
het vieren van de Eucharistie; zoals ook wij elke zondag samen komen: rond de Tafel van
de Heer, en Jezus herkennen in het Brood dat gedeeld wordt.
Dan sluit het Evangelie af met de vertelling over hoe Simon Petrus tot dríe keer toe de
vraag krijgt of hij wérkelijk van Jezus houdt. Dríe keer omdat hij op Witte Donderdag – nog
vóór de haan kraaide – dríe keer heeft gezegd dat hij Jezus niet kent. En natuurlijk
antwoordt Simon Petrus: ‘Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin!’ Waarop Jezus hem de opdracht
geeft: ‘Weid mijn schapen!’
Een grote opdracht niet alleen voor Simon Petrus, en zijn opvolgers: al de Pausen die hem
opvolgden. Maar een grote opdracht voor ons allemaal. De opdracht om alle gestorvenen te
gedenken, om alles wat mis is gegaan, en mis is gedaan, in het verleden nóóit te vergeten.
Maar om daar lessen uit te trekken.
De opdracht om – gehoorzaam aan Gods wil – het goede te doen voor elkaar. Om – tegen
elk spreekverbod in – de liefde van Jezus Christus te verkondigen. Door aan tafel te gaan in
kleine én in grote groepen, met vrienden, zelfs met degenen die zo ánders zijn dan wij.
Telkens als wij dat doen, dan houden we maaltijd tot lof en eer van Hem die op de hoogste
hemelse troon gezeten is, én tot eer van het Lam. Dan komt Jezus is ons midden: onze
méést geliefde dode die Zijn leven gaf voor dat van ons. En krijgt zelfs de meeste
eenvoudige maaltijd de lading en betekenis van een grote dankzegging, een afspiegeling
van de hemelse liturgie. Amen.
Han Hartog, april 2025